Kleine klieren in het slijmvlies en de ooglidranden produceren slijm en tranen. Deze zorgen dat het oog goed vochtig blijft. De traanklier, gelegen boven het bovenooglid, reageert bij emotie of oogirritatie en produceert dan meer traanvocht. De ene persoon traant makkelijker dan de andere. De geproduceerde tranen worden afgevoerd door de twee traanpunten in de oogleden. Het traanvocht wordt tijdens het knipperen door de oogleden in de traanwegen gepompt. Van de traanpunt gaan de tranen via een klein kanaaltje naar de traanzak en vervolgens via de traanbuis naar de neus (dit verklaart waarom men moet snuiten na huilen). Naast het voch-tig houden van het oog hebben de tranen een afweerfunctie en ook voeren ze viezigheid af. Bij een verstopt systeem gaat dit niet en kunnen ziektekiemen een ontsteking veroorzaken.
Er wordt eerst gekeken of er een bron van irritatie is. Ook controleert de oogarts of de traanpunten open zijn en goed op hun plaats liggen. De doorgankelijkheid van de traanweg kan getest worden door met een stomp naaldje fysiologisch zout in te spuiten: komt dit in de neus dan is de traanweg doorgankelijk. Wanneer er een probleem in de neus wordt verondersteld kan een KNO-arts worden geraadpleegd.
Deze informatie is tot stand gekomen onder redactie van de commissie Patiëntenvoorlichting van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)