Als er een gaatje in het netvlies zit zonder verdere netvliesloslating kan uitbreiding worden voorkomen door behandeling met een laserapparaat. Het doel is te voorkomen dat het netvlies van de onderliggende lagen wordt losgetrokken. Wanneer het netvlies wel losgelaten heeft, is vaak een uitgebreidere operatieve behandeling nodig. Er zijn verschillende methoden, afhankelijk van de situatie en het oordeel van de oogarts. Behandeling door middel van de laserstraal. Wanneer de gaatjes niet te groot zijn en het netvlies nog niet of nauwelijks is losgelaten, dan kan de laser worden gebruikt om rondom de gaatjes “brandwondjes” te maken. Deze wondjes gaan verlittekenen en kleven het netvlies vast aan de onderliggende lagen. De gaatjes kunnen dan niet groter worden. Ook wordt voorkomen dat er vocht onder het netvlies komt. De behandeling gebeurt poliklinisch en is niet pijnlijk.
Wanneer er wel vocht onder het netvlies gekomen is, kan er geen verlittekening tot stand worden gebracht, omdat dit vocht het verkleven van het netvlies met de diepere lagen onmogelijk maakt. Er wordt dan soms een siliconenbandje (cerclage) rond het oog aangebracht. Soms maakt de oogarts een gaatje (punctie) in de oogbol om vocht te laten aflopen. Het netvliesgat wordt met een bevriezingstechniek (cryocoagulatie) behandeld om een goede verkleving van het netvlies met de onderlaag tot stand te brengen. Dan wordt het gaatje dichtgedrukt met een “sponsje” (plombe) van siliconenmateriaal.
Soms kan het nodig zijn om al het glasvocht weg te halen. Dit glasvocht kan namelijk vastzitten aan het netvlies en het daardoor lostrekken van de onderliggende lagen. Een operatie waarbij het glasvocht wordt weggehaald, noemen we een vitrectomie. Het oog wordt daarna gevuld met water. Het kan soms nodig zijn om met behulp van gas, siliconenolie of andere middelen het netvlies stevig op zijn plaats te drukken.
Afhankelijk van de conditie van de patiënt, de aard van de operatie en de voorkeur van de operateur kan de operatieve behandeling van een netvliesloslating onder algehele of plaatselijke verdoving worden uitgevoerd. In het algemeen zal men snel na de ingreep weer uit bed mogen. Na de operatie zal men enige tijd oogdruppels moeten gebruiken en soms moet de sterkte van de bril of contactlens worden aangepast.
In 90% van de gevallen lukt het om het netvlies na een of meer operaties weer aanliggend te krijgen. In dat geval blijft het gezichtsvermogen behouden, ook al is er meestal wel sprake van enige achteruitgang. Hoe groot die achteruitgang is hangt af van het tijdsverloop tussen de netvliesloslating en operatie. Wanneer het niet lukt het netvlies op zijn plaats te krijgen, kan het oog geleidelijk aan blind worden.
Deze informatie is tot stand gekomen onder redactie van de commissie Patiëntenvoorlichting van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG)